Dit artikel gaat we in op drie aspecten van het concurrentiebeding, namelijk wat is dat, waarom bestaat het en wanneer is het zinvol. In de laatste paragraaf gaan we nog wat nader in op de inhoud van zo’n beding. We hebben het hier niet over een concurrentiebeding bij de verkoop van een bedrijf. In het vervolg zullen we de term niet-concurrentiebeding gebruiken, wat beter aangeeft waarover we het hier hebben.
Wat is een niet-concurrentiebeding
Het niet-concurrentiebeding is een bepaling in een arbeidscontract. Als een werknemer een bedrijf gaat verlaten om ergens anders te gaan werken of zelfstandig te worden, dan is het voor de huidige werkgever vervelend als die op een of andere manier tegen dat bedrijf gaat concurreren. In een arbeidscontract wordt genoemd beding opgenomen en dat legt enige beperkingen op aan de werknemer, als die een overstap wil maken naar een andere werkgever.
Waarom een niet-concurrentiebeding
Een bedrijf wil natuurlijk niet een toekomstige concurrent in huis hebben. Al werkende doet een werknemer veel kennis over een bedrijf op, met name wanneer werkend op managementniveau of als specialist. Het bedrijf kan veel geïnvesteerd hebben in die kennis en daardoor kan dat een voorsprong hebben op de concurrentie. Die voorsprong wil men natuurlijk behouden. Met een concurrentiebeding wil men voorkomen dat die kennis weglekt naar de concurrentie.
Wanneer een niet-concurrentiebeding
Het hangt af van de functie van de werknemer en tot welke informatie die toegang heeft of een niet-concurrentiebeding zin heeft. Alleen in een arbeidscontract voor onbepaalde tijd mag een dergelijk beding worden opgenomen. In een tijdelijk contract mag die in principe niet staan. Daar moeten dan steekhoudende redenen voor worden gegeven. Een werknemer kan over de inhoud van een niet-concurrentiebeding het oordeel van een kantonrechter vragen. Als de onderbouwing onvoldoende is, dan kan die rechter dat schrappen.
De inhoud van een niet-concurrentiebeding
Een werkgever bepaalt zelf wat er in een niet-concurrentiebeding staat. Onder meer kan dat betrekking hebben op:
- de werkzaamheden waarvoor het beding van toepassing is,
- voor welke specifieke bedrijven de werknemer niet mag gaan werken,
- eventueel de regio waarbinnen de werknemer hetzelfde werk niet mag doen,
- welke boete is van toepassing op het niet nakomen van het niet-concurrentiebeding,
- voor welke duur geldt het beding. Vaak is dat 1 of 2 jaar na het ontslag.
Een niet-concurrentiebeding mag geen onredelijke bepalingen bevatten en moet heel duidelijk aangeven wat niet mag. Als een werknemer een nieuwe functie in dezelfde onderneming krijgt, dan kan het nodig zijn om het beding aan te passen.